Voor het werken op een VE-groep (Voorschoolse Educatie onderdeel van VVE) is het noodzakelijk dat de pedagogisch medewerker specifieke scholing van 12 dagdelen heeft gevolgd gericht op voorschoolse educatie. Deze basistraining voldoet aan de wettelijke eisen zoals opgenomen in het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’.
Bekijk hier het programma Peuterpraat
Duur:
6 bijeenkomsten van 6 uur of 12 bijeenkomsten van 3 uur
Inhoud:
De bijeenkomsten bestaan uit een afwisseling van kennisoverdracht en praktische vaardigheden. Tijdens elke bijeenkomst worden er opdrachten gegeven voor in de praktijk passend bij de besproken onderwerpen. Op twee momenten brengen de cursisten beelden in van het doen van een activiteit.
- Het werken met programma’s voor voor- en vroegschoolse educatie
- Wat is voor- en vroegschoolse educaties
- Wat is een VE-programma
- Planning en differentiatie
- Werken met het programma Peuterpraat (bekijk hier het programma Peuterpraat)
- Het stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind (taal, rekenen, motoriek, sociaal-emotioneel en spel)
- Normale en afwijkende spraak/taalontwikkeling a.d.h.v. beeldmateriaal
- Het uitvoeren van taalactiviteiten
- Rekenontwikkeling en doen van rekenactiviteiten
- Motorische ontwikkeling en doen van activiteiten gericht op fijne, grote en mondmotoriek
- Sociaal-emotionele ontwikkeling en de activiteiten uit Peuterpraat
- Spelontwikkeling en de rol van de pm-er
- Het volgen van de ontwikkeling en het hierop aanpassen van het aanbod
- Bespreken en invullen basisobservatieformulier
- Bespreken en invullen van uitgebreide observatie uit Peuterpraat Focus
- Aanpassen van het handelen en aanbod
- Het betrekken van de ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van hun kind
- Wat is ouderbetrokkenheid
- In gesprek met ouders
- Oudermaterialen Peuterpraat
- Praatpret
Opbrengst:
Aan het eind van de training heb je die kennis en vaardigheden opgedaan die nodig zijn voor het werken op een VE groep. Je weet de ontwikkelingslijnen van jonge kinderen en hebt kennis en ervaring opgedaan met het gericht stimuleren van de verschillende ontwikkelingsgebieden. Je weet wanneer en hoe je de verschillende observatieformulieren kunt invullen en hoe je je handelen er op kunt afstemmen. Ook weet je hoe je ouders kunt betrekken bij de ontwikkeling van hun kind.